Geschiedenis Orde Eques Ordinem Templar

Gerard de Ridefort Wapenschild

Net zoals Raynaud de Chatillon en Guy de Lusignan, was Gerard de Ridefort als edelman van lagere adel, naar het Heilig Land gekomen om carrière te maken. Alhoewel de Rideforts of Ruddervoordes niet in het overzicht van Vlaamse adel terug te vinden, bestaat er geen twijfel over zijn Vlaamse roots. Bulst-Thiele somt de bewijslast op en verwijst terecht naar de schenking van de verheffingsgelden van de Vlaamse graaf Willem Clitto aan de tempeliers, waarbij ook Lambertus de Ridefort getuigd, met nog tal van andere leenmannen van de graaf. Een kroniekschrijver Ernoul is formeel: ‘een wijze uit Vlaanderen die als naam Girras de Ridefort had. Hij was in het begin van de jaren 1170 in het Heilige Land aangekomen als een dolende ridder, deze ridders werden ook wel ‘sodoier’ of ‘chevallier errant dou siecle’. Gerard de Ridefort heeft nog een tijd in dienst van koning Amaury geweest. Naar alle waarschijnlijkheid is Gerard in het zog van Diederik van de Elzas naar Palestina getrokken, deze was voor de vierde keer op tocht naar het Heilig Land. Gerard startte zijn leven als kruisvaarder in de dienst van de koning van Jeruzalem en de graaf van Tripoli. Gerard verschijnt in het jaar 1175 als getuige in een akte van graaf Raymond III van Tripoli, hij verschijnt nog tweemaal als getuige in een akte deze keer als ‘Giraldus de Ridefort regius marescalus’ dit is maarschalk in dienst van koning Boudewijn IV van Jeruzalem.

Gerard de Ridefort
Gerard de Ridefort

Gerard de Ridefort Gerard maakte een snelle opmars aan de top van Jeruzalem, zeker nadat de graaf van Tripoli hem een leen had beloofd. Dit leen lag ten zuiden van Tripoli Botron of Boutron genaamd. Als heer van Botron zou Gerard definitief een plaats krijgen tussen de baronnen van het Heilig Land. De graaf van Tripoli kampte voortdurend met financiële problemen. Raymond zat een tijdje in gevangenschap, en kwam pas vrij door het losgeld van 80.000 bezanten te betalen aan Saladin. Om deze som bij elkaar te krijgen was hij een lening aangegaan bij de johannieters. Aan zijn dood bedroeg nog altijd zijn schuld 37.000 bezanten aan de hospitaalridders. Toen het leen uiteindelijk vrij kwam, koos Raymond voor financiële zekerheid. De erfgename van Plivain werd uitgehuwelijkt aan een rijke Pisaanse handelaar die de graaf haar gewicht in goud betaalde. Dit wekte bij Gerard de Ridefort een immense razernij op. Kroniekschrijver Ernoul vertelt dat Gerard de graaf uitschold. Hij vertrok razend naar Jeruzalem en sloot zich bij de tempeliers aan. Ongeveer tussen 1179 en 1180 moet hij tot de Orde toegetreden zijn . Bij zijn aankomst te Jeruzalem zou Gerard ernstig ziek moeten geweest zijn, waarschijnlijk werd hij verzorgd in het hospitaal nabij de Heilige Grafkerk. Volgens enkele historici moet dit verblijf een kentering geweest zijn in zijn leven zodat hij besloot tot de orde toe te treden.

Gerard maakte een snelle opmars in de orde gezien zijn verleden als vooraanstaand persoon in het wereldlijke leven , hij klom snel op tot de belangrijkste tempelridders. Pas in 1183 verschijnt er een akte waarvan men spreekt van de seneschalk van de tempelorde als broeder Gyrardus de Radifort, seneschalk van het huis als rechterhand van broeder Arnaldus de Turre Rubea, een oude grootmeester van de orde, die door niet af te treden een impasse in de orde had veroorzaakt op een geschiedkundig keerpunt van de kruistochten. Veel jonge en strijdlustige Tempeliers werden aangevoerd vanuit het Westen. De nieuwe rekruten hadden een krachtige meester nodig die hen naar het slagveld zou voeren. Na het vertrekt van Arnaud van Torroja naar het Westen, werd Gerard plaatsvervangend hoofd van de orde in het Oosten. Het vertrouwen van een groot deel van het convent in de meester seneschalk was duidelijk groot. Het werd snel duidelijk dat de nieuw aangekomen tempeliers een meester zouden kiezen die hen naar het slagveld zouden leiden. Gilbert Erail, die grootpraeceptor was en over de beste papieren beschikte om deze heetgebakerde strijders in toom te houden. Maar hij werd niet verkozen of benoemd. Neen het was de Vlaamse Tempelier Gerard de Ridefort die tot grootmeester werd verkozen eind 1184 begin 1185 na het overlijden van Arnaud. De verkiezing van Gerard tot meester van de orde kan niet als een toevalstreffer worden gezien. Hij had dezelfde weg afgelegd als alle andere meesters die ooit de orde geleid hebben, buitenbeschouwing van stichter Hugo de Payns. De nieuwe garde tempeliers hadden het gevoel dat ze met Gerard een krachtige meester hadden gekozen, hij had bovendien goeie relaties met het koningshuis. Uit een recent opgedoken brief van Gerard nog voor zijn periode als meester, hieruit blijkt hoe streng bewind hij voerde. Dit schreef hij als seneschalk aan broeder O. de Vendobre een praeceptor van Jeruzalem. Hij schreef over een zekere Robert de Sourdeval, eenmaal hij in Tyrus was aangekomen werd hij opgenomen door de Praeceptor in de orde. Tijdens het kapittel in de burcht La Feve, werd bevolen om 5 ridders naar Tyrus te sturen en daar Robert zijn mantel ontnemen. De vijf ridders moesten hem bewaken tot hij een overvaart had naar het Westen. Verdere gegevens over Robert zijn niet bekend, maar het typeert wel hoe Gerard de Regel van de orde der Tempeliers volgde. Robert was een nazaat van een oude kruisvaarders familie die een baronie hadden in Antiochië. Robert kon bij Gerard niet op voorspraak rekenen. Volgens een bron moet hij zonder toestemming van de orde naar de Levant gereisd zijn. Wat gezien de regel niet mocht. De brief maakt echt duidelijk dat de meester orde, gehoorzaamheid en discipline binnen de orde hard handhaafde.

Boudewijn 4
Boudewijn 4

In 1185 stierf koning Boudewijn IV van Jeruzalem, de slepende ziekte melaatsheid had hem geveld. Hierdoor werd Raymond van Tripoli weer regent van het koninkrijk en sloot meteen een vredesakkoord met Saladin. Saladin kon dit bestand wel goed gebruiken, hij kreeg de tijd om de problemen en opstandjes in zijn regio op te lossen. Er was een periode van relatieve rust aangebroken in de Levant . Maar dit was van korte duur toen de kruisvaardersstaten langzamerhand herstelde van het krijgsgeweld en rumoerige perioden stierf ook de jonge koning Boudewijn V augustus 1186.

Boudewijn 5
Boudewijn 5

De strijd om de opvolging van de jonge overleden koning barste weer in alle hevigheid los, het stoffelijke overschot van de kind-koning werd door Raymond aan de tempeliers in Akko overhandigd. Onder escorte van de Tempeliers werd het lichaam van de kind-koning naar Jeruzalem gebracht om aldaar begraven te worden. Sybille, moeder van Boudewijn V zag haar kans schoon om de macht te grijpen tijdens de afwezigheid van de regent. Hierbij werd ze gesteund door de Tempeliers en had hulp van Raynaud de Chattilon, nochtans had Raymond van Tripolli de beste papieren en voorwaarden om het koninkrijk staande te houden. Sybille was dan ook de rechtmatige erfgename en genoot en grote populariteit bij de bevolking. Het is niet duidelijk welke beweegredenen Gerard had om Sybille en haar gemaal Guy de Luisignan te steunen, maar dat hij hiermee zijn rivaal Raymond van Tripoli een hak kon zetten kwam goed uit. De Tempeliers samen met de patriarch van Jeruzalem bevolen de poorten van de stad te sluiten.

Roger de Moulins
Roger de Moulins

Dit om te voorkomen dat de kroning als nog zou verhinderd worden van buitenaf, ook de koninklijke insignes die nodig zijn bij de kroning van de nieuwe koning werden bewaard in een kist vergrendeld door drie sloten, de twee grootste ridderorden hadden elk een sleutel, dit waren nl de grootmeester van de Tempeliers en van de Hospitaalridders, de derde was in het bezit van de patriarch. Er trad wel een probleempje op, Roger de Moulins grootmeester van de Hospitalierters weigerde echter zijn sleutel af te geven. Hij was een hevige aanhanger van Raymond van Tripoli, die eigenlijk wettelijk de regent van het koninkrijk was, bovendien hadden allemaal aan het sterfbed van Boudewijn IV gezworen dat men aan de christelijke leiders van het westen raad zou vragen wie nu de nieuwe koning kon worden.


Kroning van Guy de Lusignan en Sybille
Kroning van Guy de Lusignan en Sybille

Geraard de Ridefort, de patriach en ook Raynaud de Chatillon gingen op zoek naar Roger de Moulins. Deze had zich in een hospitaal in de stad verscholen, na dat ze hem gevonden hadden zette ze hem zodanig onder druk dat hij hen de sleutel toewierp zeer tegen zijn zin. Met de drie sleutels in hun bezit opende de patriarch de kist, hij nam de kronen uit de kist en spoedde zich naar de Heilige Grafkerk, niets kon de kroning van Sybille en Guy de Lusignan nog in de weg staan. Dit zeer tegen de zin van de hospitaalridders, zij blijven dan ook weg van kroningsceremonie. Sybille werd door de patriarch tot koningin gekroond, hierdoor kon ze dan ook haar eigen man Guy tot koning van Jeruzalem. Eerst waren het de Ibelins die hulde en manschap brachten aan Guy daarna volgden ook de baronnen. Na deze nederlaag trok Raymond van Tripoli zich terug in zijn stad Tiberias. Het koninkrijk van de latijnen was sterk verzwakt, mede doordat het nu in twee kampen verdeeld was, maar het bestand met Saladin hield stand. Hier zou echter snel verandering in komen.

Saladin
Saladin

Eind 1186 beroofde Raynaud de Chatillon opnieuw een karavaan die van Cairo naar Damascus trok, dwars door Trans Jordanië. In overeenstemming met het verdrag tussen Saladin en de latijnen, stuurde Saladin gezanten om de goederen terug te vorderen, Raynaud weigerde echter dit te doen, ondanks terechtwijzingen tot zelfs smeekbeden van de nieuwe koning die hij op zij plaats zette dat de koning zijn kroning aan hem te danken had. Dit was de druppel voor Saladin en hij verklaarde het koninkrijk de oorlog. Doch compleet tegen de verwachtingen in hernieuwden Bohemond van Antiochië en Raymond van Tripoli hun vredesakkoord met Saladin. Raymond gaf Saladin zijn woord om hem te steunen, hierbij zag nog enige uitweg om de troon van Jeruzalem alsnog te kunnen opeisen. Dit was verraad! Op sterke aandrang van Gerard de Ridefort mobiliseerde Guy de Lusignan zijn troepen om tegen de graaf van Tripoli op te trekken en dit verraad te bestraffen. Balian van Ibelin slaagde er nog net in om deze burgeroorlog te voorkomen. De kroniekschrijver van Balian een zekere Ernoul genaamd die deze gebeurtenis vanop de eerste rij meemaakte vertelt ons in detail: de koning stuurde Balian naar Tiberias, thuisstad van de graaf, om dergelijke onderhandelingen op te starten, Balian werd vergezelt door de aartsbisschop van Tyrus en door beide grootmeesters van de twee grootste orden, onder begeleiding van tien hospitaalridders op 29 april 1187 vanuit Jeruzalem. De eerste nacht werd doorgebracht op het kasteel van Balian te Nablus. Balian van Ibelin had de volgende dag belangrijke zaken te regelen en stuurde de rest van het gezelschap reeds vooruit. Hij zou hen inhalen op hun volgende halte het kasteel La Feve. Balian zou de hele nacht doorrijden, maar net voor hij zou vertrekken herinnerde hij zich dat die zelfde avond een belangrijke heilige gevierd werd. In plaats van de gezanten achterna te reizen, trok hij naar de stad Sebastea, waar hij de hele

Fight

nacht bij de bisschop doorbracht en de mis vierde. Terwijl Gerard de Ridefort en Roger de Moulins onderweg waren naar La Feve, kreeg Raymond in Tiberias een bericht van Saladin. Zijn zoon Al-Afdal zou met zijn mamelukse ruiters op verkenning gaan in Palestina en Saladin vroeg aan Raymond of hij door zijn gebied mocht kruisen. Raymond stemde hiermee in, (hij wou Saladin te vriend houden indachtig zijn kansen gaaf te houden bij een eventuele nieuwe kroning), hij maande iedereen aan om binnen te blijven. De moslims zouden voor het donker de regio terug verlaten. Toen hij vernam dat er een delegatie vanuit Jeruzalem onderweg was, stuurde hij hen hetzelfde bericht .

Bij dageraad 1 mei 1187 zag de graaf vanaf de wallen van Tiberias al-Afdal met 7000 ruiters voorbij rijden. In diezelfde voormiddag bereikte Balian van Ibelin uiteindelijk La Feve waar hij de gezanten had moeten terugvinden. De teneten die deTempeliers bij de muren hadden opgezet , had hij van ver al kunnen zien, maar in La Feve was alles verlaten. Op 2 slapende soldaten na was er geen levende ziel te bespeuren. Na enkele uren gewacht te hebben, besloot hij zijn tocht verder te zetten. Net op) dat moment stormende er een gewonde Tempelier binnen en vertelde wat er gebeurd was. Het bericht van Raymond had de gezanten bereikt en volgens Ernoul had Gerard de Ridefort besloten al-Afdal aan te vallen, ondanks de hevige protesten van de meester van de hospitaalridders. Gerard had alle tempeliers uit de regio gemobiliseerd. Vanuit Caco of Qaqun, een dorp in de buurt, kwam de maarschalk van de tempelorde, Jaquelin de Maille, met 90 ridders. Het was het kamp van de tempelridders dat nog voor de muren opgesteld stond van La Feve, dit was wat Balian had aangetroffen. Die ochtend verzamelden Gerard zijn troepen en trok naar Nazareth, waar hij nog eens 40 seculiere ridders en nog een onbekend aantal voetknechten ronselde. De bisschop van Tyrus bleef achter in Nazareth, terwijl Gerard zijn mannen recht naar de vijand leidde. Net voorbij Nazareth hadden de moslims halt gehouden om hun paarden te laten drinken bij de bronnen van Cresson. Volgens Ernoul stelden zowel de maarschalk Jacues de Mailly en de meester van de hospitalieters de terugtocht voor bij het aanzien van zo’n overmacht. Gerard zou ziedend van woede beide beschimpt hebben en van lafheid verweten hebben. Hierop zette het gehele gezelschap furieus de frontale aanval in. Roger de Moulins en Jaques de Mailly sneuvelde, samen met bijna alle anderen. Enkel Gerard de Ridefort en 2 van zijn Tempeliers konden de dans ontspringen. Voor het vallen van de avond waren de moslims uit de regio verdwenen, zoals eerder overeengekomen was met Raymond van Tripoli. Hij was stom verbaasd toen hij de ruiters zag passeren met de hoofden van de tempeliers op hun lansen gespietst. Balian had intussen ridders verzameld en was in Nazareth aangekomen, waar Gerard beschutting had gezocht. Gerard was te zwaar gewond om verder te kunnen reizen, daarom ging Balian allen verder naar Tiberias waar hij een diep geëmotioneerde Raymond vond. Deze voelde zich schuldig over wat er gebeurd was en reisde samen met Balian terug naar Jeruzalem om zich te onderwerpen aan de nieuwe koning.

Reconstructie gezicht Graaf van Tripoli
Reconstructie gezicht Graaf van Tripoli
Zegel van Raymond de Tripoli
Zegel van Raymond de Tripoli
Vestiging Graaf van Tripoli
Vestiging Graaf van Tripoli

BELANGRIJK!:

Ernoul wijdt het hele drama aan de hoogmoed van onze grootmeester Gerard de Ridefort. Zeker in het verleden hebben heel wat historici en academici zijn versie integraal overgenomen en als waarheid aanvaard. Gelukkig stellen de hedendaagse historici zich heel wat vragen en terecht bij deze aangenomen waarheid. Zeker wat de onpartijdigheid van Ernoul betreft. In zijn onuitgegeven thesis gaat Paul Kelly dieper in op de kroniekschrijver. Ernouls oorspronkelijke kroniek is echter verloren gegaan. De info werd gehaald uit 13-eeuwse kopieën, dit zijn Chronique d’ Ernoul en de Estoire d’Eracles. De versie die het meest op het originele lijkt is de ‘Continuation’ ze borduren echter verder op de tekst van Willem van Tyrus de vooral schreef voor de adel in het westen. De testen werden aangepast aan het lezerspubliek in het westen. Deze lezers hadden totaal geen voeling met wat er echter gebeurde in het midden oosten, ze hadden dan ook geen inzicht op de politieke intriges en ook de manoeuvres die dagelijkse kost waren in de Levant. Ernoul concretiseerde politieke tegenstellingen door er persoonlijke conflicten van te maken. Bewijs hiervan is, dat hij hiervan het verhaal van de erfgename van Botron dermate uitvergroot en als rode draad verweeft doorheen de gebeurtenissen die Gerard op het politiekvlak en het strijdtoneel meemaakt. De westerse ridders konden zichzelf identificeren met de gekrenkte Gerard de Ridefort, die eerherstel wilde. Ernoul was een aanhanger van het kamp van de Ibelins, vandaar ook zijn subjectieve en lovende kronieken over zijn meesters.

Wapenschilden

Zoals we gezien hebben liet Bilian de gezanten voorop rijden omdat hij nog belangrijkere zaken te regelen had. Het Koninkrijk Jeruzalem balanceerde op de rand van een burgeroorlog, sluwe Saladin kon op zijn gemakjes een invasie voorbereiden wat hij uiteindelijk ook deed. Hierbij kunnen we ons terecht afvragen welke zaken Balian belangrijker vond. We kunnen ook stellen dat het op zijn minst heel vreemd is dat precies de Ibelins, de graaf van Tripoli en de koning wilden verzoenen. Raymond van Tripoli stond op het punt de macht te grijpen, we weten ook dat de Ibelins fervente tegenstanders waren van koning Guy de Lusignan waren. Als Balian de gezanten voor zich uit stuurde, recht in de armen van Saladins zoon al-Afdal en zijn ruiters, kan je onmogelijk er om heen hierbij kritische vragen te stellen omtrent verraad. In deze volgorde: 1 Wist Balian van de verleende doorgang die Raymond verleent had? 2 Wou hij zich op deze wijze ontdoen van (onze) grootmeester? Net als de Ibelins steunde de meeste baronnen Raymond van Tripoli, terwijl koning Guy de Lusignan zonder de tempeliers enkel nog kon rekenen op Raynaud de Chatillon. Heel bizar is ook dat Balian ‘s nachts een bisschop uit zijn bed haalde om een mis op te dragen ter ere van een heilige die op die avond gevierd werd. Naar mijn inziens is het toch veel belangrijker zich bij de gezanten te voegen nu het belangrijkste diplomatieke missie uit de hele geschiedenis van de Levant zich aankondigde. Waarschijnlijk vernam Gerard de komst van de Mamelukken via de inwoners van Nazareth en was hij hiermee ook genoeg ingelicht over de troepensterkte van de Mammelukken? 7000 ruiters is toch wat veel voor een verkenning. Bulst-Thiele weerlegt de vreedzame bedoelingen van al-Afdals troepen die ‘roofden en plunderden, veel gevangenen en veel buit maakten’. Gerard had blijkbaar ook de inwoners gevraagd om hen gewapend achterna te komen, ook omdat er heel wat buit zou te rapen vallen. Wat er ook gebeurd was, Gerard kwam met zijn troepen tegenover een ongelooflijke overmacht te staan. De meester reageerde net zoals alle andere kruisvaarders hem hadden voor gedaan. Gesterkt door zijn geloof koos hij voor de aanval! DEUS VULT! Als vluchten geen optie was, dan kon een kleine troep zwaar bewapende ruiters alsnog proberen zich al vechtend een weg te banen doorheen de vijandelijke linies, dit was een vaak gebruikte strategie door de Franken en met succes. Alhoewel er slecht drie tempeliers konden ontkomen. Ernoul baseert zijn verhaal van de slag van Cresson op wat schildknapen van de omgekomen tempeliers hem vertelden. Heel vreemd is als de inwoners van Nazareth die Gerard gevolgd waren werden gedood, en de schildknapen door de zegevierende Mamelukken wel in leven werden gelaten Na deze tragische gebeurtenissen kwam het tussen de graaf van Tripoli en de koning van Jeruzalem tot een verzoening, terwijl de tempeliersmeester op post bleef als de raadgever van de koning. Saladin ging intussen verder met zijn troepenopbouw. Vanuit Egypte, Aleppo en Mosul bereikte de moslimstrijders de verzamelplaats aan de grens met Palestina. In Jeruzalem probeerde ook koning Guy zoveel mogelijk militairen te verzamelen. Alle baronnen van het rijk kwamen samen in Akko, de tempeliers en hospitalieters verzamelden al hun soldaten en lieten zo hun burchten bijna onbeschermd na. De tempeliers en hospitalieters beheerden op dat ogenblik ook het geld dat de Engelse koning Hendrik II naar de Levant had gestuurd, dit geld werd hen gegeven als boete voor de moord op Thomas Becket. Het geld werd als onderpand gebruikt voor de kruistocht die Hendrik II gezworen had te ondernemen. Gerard en zijn broeders beslisten om het deel dat de Tempel in bewaring had, aan te wenden voor de verdediging van het koninkrijk. Ze gaven het geld aan Guy de Lusignan. De soldaten die dankzij Hendriks geld werden uitgerust, werden voorzien van zijn banieren. Balians broer Boudewijn, die zich een tijd terug in Antochie had gevestigd, zakte terug af naar het zuiden aan het hoofd van Bohemonds troepen. Eind juni hadden de Franken ruim 1200 ridders verzameld en een groot aantal lichtbewapende ruiters of turcopoles. Daarbij kwamen nog eens tienduizend infanteristen. Het Ware Kruis werd vanuit Jeruzalem overgebracht om de troepen bij te staan. Op vrijdag 26 juni 1187 trok Saladin aan het hoofd van het grootste leger dat hij ooit samengebracht had, het konink Jeruzalem binnen Hij nam de route die hij kende, net boven het meer van Galilea. Op 30 juni stak hij de Jordaan over en marcheerde tot in Kafr Sabt in de heuvels ten westen van het meer van Tiberias om bij de ruines van een oud kasteel zijn kamp op te slaan. Ondertussen viel een eenheid de stad Tiberias aan, die na nauwelijks een uur vechten werd veroverd. Eschive, de gemalin van de graaf van Tripoli, hield stand in het kasteel van Tiberias dat in het midden van de stad lag. Raymond bevond zich zoals alle andere baronnen in Sephoria, waar het leger van de Franken zich opmaakte om de invasie van Saladin te beantwoorden. Op 2 juli bereikte een boodschapper van Eschive het kamp van de christenen en vertelde wat er gebeurt was. Vanuit Kafr Sabt kon Saladin één van de belangrijkste wegen van het Frankische kamp in Sephoria naar Tiberias controleren. Als de christenen het garnizoen in de burcht wilden ontzetten, dan moesten ze voorbij Saladins leger. Terwijl een deel van zijn leger ook de twee routes naar Tiberias bezette, zette de rest van zijn troepenmacht de hele regio in vuur en vlam. De Franken bevonden zich op 28 kilometer van Tiberias, ze twijfelden over de te volgen strategie. Alhoewel Eschive smeekte om hulp, pleitte haar echtgenoot de graaf van Tripoli tijdens de krijgsraad om de confrontatie tijdens de verzengende zomerhitte niet aan te gaan. de overmacht van Saladins troepen was immers te groot, maar de moslims zouden hun coalitie niet te lang kunnen samenhouden.

Saladin
Saladin

Bij de bronnen van Sephoria was er voldoende water en gras voor de paarden. De hitte in juli is nauwelijks te harden, dus een tweedaagse mars naar Tiberias zou de troepen te veel uitputten. De baronnen deelden uiteindelijk de mening van Raymond, die trouwens heel goed de streek kende, ze slaagden er in om de koning te overtuigen om een afwachtende houding aan te nemen. Raymond had het bij het rechte eind: na enkele dagenbrak Saladin het kamp op en probeerde hij de Franken uit hun gunstig gelegen positie te lokken. De graaf van Tripoli doorzag deze list dat de belegering van de burcht van Tiberias de Franken moest verleiden hun kamp op te breken. De koning bevond zich zoals in 1183 in een lastig parket. Nabij Ein Jalud hadden beide legers toen dagenlang tegenover elkaar gestaan om daarna zonder wapengekletter de aftocht moeten blazen. Zijn houding had hem destijds de leiding over het koninkrijk gekost, men werd hem van lafheid verweten. Een krachtig militair optreden zou hem een plaatsje tussen de grote kruisvaarders bezorgen. Volgens Ernoul gingen beide partijen eensgezind uit elkaar, maar na het avondeten trok Gerard de Ridefort naar de tent van de koning om hem te overtuigen toch de aanval in te zetten: ‘Sire gelooft u de raad die deze verrader u heeft gegeven? Het is om u ten schande te brengen. U bent de nieuwe koning, geen enkele koning had zo een groot leger op zo’n kleine plaats. Het zou een schande zijn als u op vijf mijl van u een stad zou laten verloren gaan en dat zou uw eerste zorg moeten zijn. Weet dat de tempeliers hun witte mantels zouden afleggen en verkopen als de schande die de Saracenen hen hebben aangedaan, niet gewroken wordt. Sire, roept dat ze zich bewapenen en stuur iedereen naar het gevecht, het Ware Kruis waakt over ons’. Deze passage is vast en zeker later toegevoegd met enige zin voor dramatiek, maar ze bevat wel enkele argumenten die de Tempelmeester moet gebruikt hebben. Gerard stond waarschijnlijk onder grote druk om toch de confrontatie aan te gaan. Zoals we reeds weten verwachten de tempeliers dat de grootmeester hen naar het slagveld leidt. Bovendien had Gerard de fondsen van de Engelse koning opgebruikt. Er was geen weg meer terug! In de vroege ochtend van 3 juli brak Guy de Lusignan het kamp op. De Franken kozen de meest noordelijke passage naar Tiberias, langs een oude romeinse heirbaan, als route. De verkenners die Saladin uitgestuurd had merkte meteen de troepenbeweging op, Saladin bevond zich op dat moment in Tiberias, en spoedde zich westwaarts om ook zijn troepen te leiden. De moslims bestookten meteen in kleine groepjes het marcherende christenleger, net zoals de Turken tijdens de tweede kruistocht hadden gedaan. Raymond van Tripoli leidde met zijn troepen de voorhoede van het leger, de koning bevond zich in de hoofdmacht, terwijl tempeliers en hospitaalridders met Raynaud de Chatillon en Balian van Ibelin de achterhoede vormden. Tegen de middag bereikte het leger het dorpje Tur’an, dat een kilometer ten noorden van de weg, lag. Guy de Lusignan liet zijn leger een kleine bocht maken langs het dorpje, maar stopte niet om te rusten, ondanks de aanwezigheid van talrijke bronnen. Saladin begreep er niets van, maar de Franken hoopten om zo diens leger uit de stellinen bij Kafr Sabt te lokken naar een gunstiger terrein. Tur’an lag op een helling, een stormaanval van Frankische ruiters op een dalend terrein zou fataal geweest zijn voor Saladins cavalerie. De troepen van de moslims waren echter zo talrijk dat ze nog twee vleugels van het leger nog naar de bronnen van Tur’an konden sturen om de Franken te verhinderen deze in te nemen. Guy wachtte niet af, maar zette de tocht naar Tiberias meteen door. Even voorbij Kafr Sabt werden de tempeliers in de achterhoede aangevallen door de hoofdmacht van Saladins troepen. De moslims vielen vanuit de zuidelijk gelegen heuvels de Franken aan, maar Gerard en zijn broeders konden stand houden. Tegen de middag was de situatie voor de tempeliers onhoudbaar geworden, het was onmogelijk nog verder te trekken. Het leger werd tot stilstand gebracht, nog voor het de vruchtbare oevers van het meer van Tiberias had bereikt. Raymond was met de voorhoede van het leger intussen al aan de afdaling richting het meer van Tiberias begonnen. Over wie de beslissing na om het leger halt te laten houden verschillen de meningen. Maar deze keuze had zware gevolgen. De Franken brachten de nacht door nabij Marescalicia, de oude Romeinse heirweg naar Tiberias. Het waterreservoir van het kleine dorpje was zo goed als leeg, ook de citernes die in de rotsen waren uitgehouwen hadden niet genoeg water om het leger te laten drinken. Saladins troepen bivakeerden zo dicht bij de Franken dat ze hun gesprekken konden horen. Om het zijn tegenstanders nog moeilijker te maken, liet Saladin ‘s nachts mos en droge grassen rondom het kamp in brand steken. De rookt verstikte de uitgedroogde Franken. Op de ochtend van 4 juli 1187 zette het leger Haar tocht verder in de hoop zo snel mogelijk het meer van Tiberias te bereiken. De moslims hadden de bronnen nabij het dorpje Quaqun bezet, zodat de mars naar het Oosten het enige alternatief was voor de Franken. Saladin liet de zon haar werk doen en stelde zijn troepen op langs de hellingen tussen Nimrin en Lubiyade om zo de weg naar Tiberias te versperren. De tocht over de heuvelrug was de enige kans om snel drinkwater te vinden. De tempeliers vielen als eerste aan. Hun aanval was echter niet succesvol omdat ze niet gevolgd werden door de rest van het leger. De voetknechten hadden beschutting gezocht op de heuvel die ‘Carnehattin’ werd genoemd of ‘de Hoorns van Hattin’ en weigerden aanvankelijk te vechten.

Slag van Hattin
Slag van Hattin

Na de eerste mislukte aanval volgde een tweede charge van de cavalerie, maar het leger werd weer teruggeslagen. Ondanks krachtige aanvallen van ridders, slaagden ze er niet in het tij te doen keren, de overmacht was veel te groot. Keer op keer werden de christen terug de heuvel opgejaagd, waar ze volledig omsingeld door de verstikkende rook hun dood of gevangenname afwachtten. Raymond van Tripoli zag de bui al hangen en probeerden samen met zijn ridders te ontkomen. Net als Gerard de Ridefort nabij Cresson, slaagde de graaf van Tripoli erin door delinies van de vijand te breken en zichzelf in veiligheid te brengen. Volgens Runciman opende de vijandelijke linies zich bij het zien van de aanstormende graaf en sloten ze zich terug nadat hij verdwenen was. De Arabische kroniekschrijver Abu Shama ziet het wat minder lyrisch en heeft het over een vlucht van het slagveld. Ook Balian de Ibelin wist te ontkomen, maar hij was de laatste. De franken waren ontmoedigd na Raymonds vlucht, maar bleven volgens Abu Shama dapper verder strijden. Nadat de moslims Het Ware Kruis hadden buitgemaakt, brak het moreel van de kruisvaarders. Wie niet gesneuveld was werd afgemaakt of afgevoerd in gevangenschap. Een onbekende Arabische kroniekschrijver meldt ons dat van ruim tweehonderd ridders beide orden werd verzameld. Saladin liet ze allemaal onthoofden. Dit omdat ze veel betere strijders waren dan de andere Franken. Gerard de Ridefort werd samen met de koning in gevangenschap afgevoerd naar Damascus. Zijn kompaan, Raynaud de Chatillon had minder geluk. Toen de koning een drinkbeker die Saladin hem had aangeboden, aan Raynaud wilde doorgeven greep de sultan in. De man die de sultan zoveel had getart kreeg geen genade, hij liet hem terplekke onthoofden. De gevolgen voor het Heilig Land waren catastrofaal. Eschive, die in de burcht van Tiberias stand hield, capituleerde als eerste en kon zich ongehavend bij haar gemaal voegen in Tripoli. Saladin trok daarna met zijn leger naar Akko en deed op 10 juli zijn intrede in de stad. Bijna alle steden in Galilea en Samaria onderwierpen zich aan Saladin. Het garnizoen dat Balian van Ibelin in Nablus had achtergelaten wist twee weken stand te houden, maar moest uiteindelijk de strijd opgeven. Al-Adil, de broer van Saladin, nam de stad stormenderhand in en stuurde alle inwoners weg in slavernij. De weinige overlevenden van de slag bij Hattin hadden zich intussen verschanst in de havenstad Tyrus. De stad was te goed verdedigd, en Saladin liet haar links liggen. Sidon was een gemakkelijkere prooi en viel op 29 juli. Beirut en Jebail volgden enkele dagen later. Aan het eind van de zomer waren enkel nog Jeruzalem en havensteden van Tyrus, Ashkelon en Gaza in handen van de kruisvaarders. Het koninkrijk van Jeruzalem was van de kaart geveegd. Ashkelon was het volgende doel van Saladin. Hij had zijn twee voornaamste gevangen meegenomen, Guy de Lusignan en Gerard de Ridefort , hij hoopte zo de koning te kunnen ruilen voor de stad. Zowel de koning als de meester probeerde de inwoners van de stad te overtuigen zich over te geven, maar ze weigerden. Pas na een hevig gevecht gaf het garnizoen zich over. De inwoners mochten als vrije mensen de stad verlaten om daarna terug te keren naar het Westen. Voor de muren van Gaza voerde Saladin de tempelmeester nogmaals op. Gerard sommeerde zijn ridders meteen de burcht te verlaten. Nadat de tempelridders ook Le Toron des Chevaliers en Beth Gibelin aan Saladin hadden afgestaan, werd Gerard eindelijk vrijgelaten. Voor de vrijheid van de meester van de tempelorde en de koning van Jeruzalem werd een bijzonder zware prijs betaald. Op 20 september stond Saladin voor de poorten van Jeruzalem. Balian van Ibelin had de verdediging van de stad op zich genomen, maar er waren nauwelijks manschappen om de stadsmuren te verdedigen. Arabische kroniekschrijvers bevestigen dat er nog tempeliers en hospitaalridders in Jeruzalem waren en de stad hielpen mee verdedigen. Nauwelijks een week na hun aankomst hadden de moslims een grote bres geslagen in de stadsmuren. Balian besefte dat elk bloedvergieten verder nutteloos was en ging naar Saladin om Jeruzalem aan hem over te dragen. Alhoewel Saladin van plan was om de stad gewapenderhand te veroveren en zo wraak te nemen voor het bloedbad van 1099, stemde hij mee in met een vreedzame aftocht uit de stad.

Aftocht van Saladin