Strijdvlegel/Knots

De strijdvlegel

De strijdvlegel is ontstaan vanuit de landbouw en de agrarische samenleving.

In 3000 voor Christus, werd de dorsvlegel al gebruikt om graan te dorsen. Met een lange stok, waaraan een plank was verbonden door middel van touw of leer, werden de graankorrels uit de oren geslagen. Omdat de tijd van de Middeleeuwen redelijk gewelddadig waren, met gevechten tussen vorstendommen en natuurlijk de kruistochten naar het Heilige Land, was er een opwaardering naar ontwikkeling van goedkope, maar zeer effectieve wapens.

Vanuit de vroege middeleeuwen werd er geëxperimenteerd met het gebruik van de dorsvlegel als wapen. Door de lengte en het individueel (vooral roterende) bewegende uiteinde van de vlegel kan men met flinke kracht en precisie een tegenstander raken. Het wapen had een voordeel dat de gehanteerde op een betrekkelijke afstand kon vechten van zijn tegenstanders. Het wapen kan heel veel schade toebrengen met een enkele slag, zelfs wanneer de tegenstander was uitgerust met een harnas.

Na de introductie van de dorsvlegel op het slagveld werd de dorsvlegel steeds verder ontwikkeld tot een echt wapen. Er werden ijzeren pinnen aan het uiteinde van de dorsvlegel bevestigd en de klap werd hierdoor steeds harder en bloederiger. Hoe rijker de boer was, hoe geavanceerder (meer pinnen) het wapen werd. Om nog effectiever de tegenstander met schild te raken, werd het uiteinde van de dorsvlegel vervangen door een ijzeren bol met punten die met een lange ketting over de schacht werd verbonden.

Voor de man op man gevechten was een lange steel onbruikbaar en zeer onhandig. Het handvat werd ingekort, nu kan men op korte afstanden ook de strijd aangaan met dit wapen.

Ook voor ridders die elkaars gelijke waren, was het niet nodig grote afstanden te creëren door een lange schacht. Door het succes van dit wapen werd het wapen meer en meer overgenomen door de betere geoefende ridder.

Strijdvlegel
Duidelijke evolutie van dorsvlegel gebruikt door de boeren naar militair strijdvlegel.

De strijdknots

Het ontstaan hiervan kan men vinden bij de geestelijke orde.

Bij priesters en monniken was het verboden wapens op te nemen. Aangezien dit in de Bijbel staat, ‘wie het zwaard opneemt zal door het zwaard geveld worden’.

Vaak was er vijandigheid naar de geestelijken toe, zoals de Vikingen, en werd de regel om geen wapens op te nemen handig ontweken. Paus Urbanus II roept alle Christenen in 1095 op om het kruis op te nemen en een kruistocht te starten tegen de Islam naar het Heilig Land. De eerste kruistocht ging hiermee van start. (095-1099)

De geestelijken met ridders en volk, richting het Heilig Land, maar zij mochten volgens de Bijbel niet vechten met wapens. Hierdoor konden zij zich niet verdedigen als ze in een gevecht kwamen. De geestelijken waren echter inventief genoeg om de “ster van Betlehem” (een kerkattribuut en symboliek), om te vormen tot een echt wapen. De Ster van Betlehem werd op een stok geplaatst en men kon zich verdedigen zonder straf van God. Dit wapen wordt gezien als een voorloper op de strijdvlegel.

Tijdens de kruistochten werd dit wapen door alle 3 de standen gebruik, d.w.z. gewone volk, geestelijken en adel (ridders).

Ster Van Bethlehem
Ster van Betlehem als Kerkelijk attribuut / symbool
Militaire strijdknots tijdens de kruistochten
Militaire StrijdKnots
Geëvolueerde strijdknots rond 1300, voornamelijk gebruikt door rijkere ridders en adel.
Geëvolueerde StrijdKnots